- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1387
Het lelietje-van-dalen of meiklokje (Convallaria majalis) is een tot 30 cm hoge vaste plant die in het wild voorkomt in bosrijke streken, maar ook als tuinplant wordt gehouden. In de grond bevindt zich een kruipende wortelstok. Een paar brede parallelnervige bladeren staan aan de voet van de bloeistengel.
De bladeren zijn breed-elliptisch, gesteeld en onbehaard. Ze staan met hun tweeën bijeen. Onderaan de plant bevindt zich een schede van papierachtige bladen. De bloem is wit, klokvormig en heeft een aangename geur. Er vormt zich een naar een kant gekeerde tros van zes tot twaalf bloemen. De bloemen worden ongeveer 8 mm lang. Ze bloeien in de maanden mei en juni. De soortaanduiding majalis betekent 'van de maand mei'. De vrucht van het lelietje-van-dalen is een rode bes die twee blauwe zaden bevat. Er is ook een cultivar met roze bloemen.
Bron Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1384
De kleine maagdenpalm (Vinca minor) is een van de twee maagdenpalmsoorten die in België en Nederland voorkomen. De soort komt van oorsprong uit het Middellandse Zeegebied.
In de Nederlandse natuurgebieden is de plant vrij zeldzaam maar ontsnapt veel uit tuinen of verspreidt zich via tuinafval. Hij komt in België algemeen voor. De bakermat van de twee soorten maagdenpalm ligt in mediterrane streken. De laagblijvende, groenblijvende plant is verhoutend. De soort wordt in de Angelsaksische landen de 'lesser' - of 'common periwinkle' genoemd. In Duitsland wordt de plant 'Kleines Immergrün' genoemd.
De plant geeft de voorkeur aan de volle zon of enige schaduw, en vraagt om een enigszins vochtige grond.
De eironde tot elliptische bladeren zijn slechts 3–4 cm lang, in tegenstelling tot de 8 cm lange bladeren van de grote maagdenpalm. Ook de bloemen zijn kleiner (2,5–3 cm tegen 5–6 cm) en de plant is minder hoog. De kleine maagdenpalm groeit met uitlopers, die tot 0,5 m lang kunnen worden.
De kleine maagdenpalm heeft een gladde bladrand, terwijl de de grote maagdenpalm een behaarde bladrand heeft.
De kleine maagdenpalm komt in het wild nog maar op enkele plaatsen in de Lage Landen voor. Het is echter een veel gekweekte tuinplant. In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd.
Bron Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1335
Kamperfoelie (Lonicera) is een geslacht van slingerplanten en struiken dat zowel in Europa, China, Noordoost-Azië als in de Verenigde Staten voorkomt. Het geslacht behoort tot de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). Sommige soorten slingeren zich om andere planten en bomen heen, maar andere kunnen ook als struik groeien.
De bloemen hebben vooral 's avonds een sterke zoete geur. Ze zijn er in diverse soorten en kleuren, veelvoorkomend is de roze-rode en geel-witte vorm. De plant is vrij gemakkelijk te vermeerderen uit zomer- of winterstekken.
De botanische naam Lonicera is ontleend aan de Duitse natuurvorser Adam Lonitzer.
Kamperfoelie wordt ook wel 'geitenblad' genoemd. Dat komt overeen met de botanische naam van de familie Caprifoliaceae, in het Frans 'chèvrefeuille', Duits 'Geißblatt' en Italiaans 'caprifoglio'. De Nederlandse naam is een verbastering van de Italiaanse.
Bron Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1381
Grote brandnetel, Urtica dioica, is een plant uit de brandnetelfamilie, Urticaceae. Vanwege het zeer algemene voorkomen op voedselrijke, ruderale plaatsen en de brandharen die bij aanraking een brandende jeuk op de huid kunnen veroorzaken, is dit een van de bekendste plantensoorten in West-Europa.
De grote brandnetel is een vaste plant, die 30–250 cm hoog wordt. De bladeren hebben een gezaagde bladrand. De bladeren en de stengels hebben brandharen. De stengel is vierkantig en evenals de bladeren met brandharen bezet, op de plant komen zowel gewone haren als brandharen voor. De bloemen zijn klein en groenachtig met vier of vijf meeldraden. De bloei is van juni tot de herfst. De grote brandnetel heeft ronde, kruipende wortelstokken, rizomen. Deze wortelstokken hebben een gele kleur.
De planten zijn meestal tweehuizig, dat wil zeggen dat er afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke planten zijn. De bloemen zijn een- of tweeslachtig, de vrucht is eenzadig. De grote brandnetel is een windbestuiver. De bloeiwijze van de mannelijke en de vrouwelijke plant verschillen van elkaar. De mannelijke planten hebben kortere zijtakken. De zijtakken van de vrouwelijke planten gaan na de bevruchting enigszins hangen. De stamper heeft één of twee stempels. Een verrassend verschijnsel is het plotseling openspringen van de mannelijke bloemen, waarbij de helmhokjes het stuifmeel in een wolk omhoog schieten.
De grote brandnetel is van de kleine brandnetel, Urtica urens, te onderscheiden aan de meestal grotere hoogte. De kleine brandnetel bereikt een lengte van maximaal 50 cm. De stoffen in de brandharen van de kleine brandnetel worden beschreven als de pijnlijkste van de twee soorten. Een ander onderscheid is dat de kleine brandnetel een penwortel heeft.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1354
Braam is het plantengeslacht met de wetenschappelijke naam Rubus. Het is ook de naam van de vruchten van enkele belangrijke vertegenwoordigers van dit geslacht. Dit artikel behandelt beide begrippen.
De cultuurbraam is ontstaan uit kruisingen van verschillende braamsoorten, waardoor er geen soortnaam aan gegeven kan worden. Meestal worden de rassen van de cultuurbraam daarom onder het geslacht Rubus en de sectie Moriferi gerangschikt.
Tot Rubus behoren meer dan 600 soorten. De systematiek van braam is echter ingewikkeld door de grote vormenrijkdom als gevolg van hybridisatie, apomixie en polyploïdie. De meeste bramensoorten zijn kruisingsproducten tussen verschillende soorten. Sommige bramensoorten kunnen ook met framboos gekruist worden. Hieruit zijn de loganbes en de taybes ontstaan.
Voor de teelt van bramen worden alleen nog stekelloze rassen gebruikt. Deze rassen zijn ontstaan uit kruisingen tussen verschillende Rubus-soorten en worden alleen onder de geslachtsnaam Rubus vermeld. Een bekende veelgebruikte doornloze cultivar is Rubus 'Thornless Evergreen'.
De gewone braam (Rubus fruticosus) is een in heel Europa inheemse plant die met name langs bosranden voorkomt. De plant is een heester die 2 tot 6 meter hoog wordt. Elk jaar worden nieuwe stengels gevormd. Alleen de tweejarige stengels dragen vrucht, waarna deze afsterven.
Bron: Wikipedia