- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1703
De Kleine of Bleke Klaproos (Papaver dubium) is een in Nederland en België vrij algemeen voorkomende, eenjarige plant uit de papaverfamilie (Papaveraceae). De soort is kleiner dan de grote klaproos en de bloemen zijn meer oranjeachtig van kleur en soms aan de voet zwart gevlekt.
De plant wordt 20-60 cm hoog. De stengels zijn stijfbehaard. De soort komt voor op zanderig bouwland, langs wegen en spoorlijnen.
Het blad is grijsachtig groen, kortbehaard en dubbel-veerdelig zonder duidelijke eindlob. Deze bladeren vallen na een week uit elkaar.
De plant is alleenstaand en bloeit van eind mei tot augustus. De bloem is oranjeachtig rood en heeft een doorsnede van 3-7 cm. Soms is er een donkere vlek aan de voet van het kroonblad. Ze hebben veel purperkleurige meeldraden en een stempelschijf met vijf tot negen groenachtige, bruine of paarsachtige stempelstralen. De stralen overdekken elkaar niet of bijna niet.
De bleke klaproos heeft een langwerpige, meer dan tweemaal zo lang als brede, met poriën openspringende (dehiscente) doosvrucht met hierop een deksel.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1484
Klein tasjeskruid (Teesdalia nudicaulis) is een eenjarige plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De plant komt van nature voor in West- en Midden-Europa.
De plant wordt 3-20 cm hoog en vormt een wortelrozet. De bladeren zijn liervormig veerspletig tot veerdelig en hebben een stompe eindslip.
Klein tasjeskruid bloeit van april tot juni (soms ook nog in augustus en september) met witte bloemen, die gegroepeerd staan in een tros. De twee buitenste kroonbladen zijn 1,5 mm lang en de twee binnenste zijn 1 mm lang.
De 3-4 mm lange, omgekeerd eironde, afgeplatte en smal gevleugelde vrucht is een hauwtje met een zeer korte snavel.
De plant komt als pionier voor op droge, vrij zure zandgrond bij zandverstuivingen, in graanvelden en duinen.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1571
De heggenwikke (Vicia sepium) is een vaste plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae). De heggenwikke is klimmend of kruipend en is te vinden langs wegen, in heggen (vandaar de Nederlandse naam), op bouwland, grasland en in gemengd bos.
De plant kan wel een meter lang worden. De bladeren en stengels hebben korte haartjes of zijn nagenoeg kaal.
De bloem is bleek, purperkleurig en wordt 1-1,5 cm groot. De onderste kelktanden zijn korte dan de kelkbuis en zijn ongelijk van lengte. De bloemen vormen een tros met twee tot zes kortgesteelde bloemen. De bloeitijd is van mei tot augustus.
Het blad is geveerd en bestaat uit drie tot negen paar deelblaadjes, die langwerpig tot eirond zijn. De gekrulde, vertakte ranken helpen bij het klimmen. De steunblaadjes zijn voorzien van een zwarte vlek.
De vrucht van de heggenwikke is een peul van 2-3,5 cm lang. De peulen zijn zwart, onbehaard en bevatten drie tot tien zaadjes.
Aan de onderzijde van de steunblaadjes scheidt de plant nectar af die vaak door mieren wordt opgelikt.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1621
De gele ganzenbloem (Glebionis segetum, synoniem: Chrysanthemum segetum) is een eenjarige plant die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae of Compositae). De soort komt van nature voor in het Middellandse-Zeegebied en is van daaruit verder verspreid naar West- en Midden-Europa, Noord-Amerika, Midden- en Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland.
De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als algemeen voorkomend en matig afgenomen. In Vlaanderen is de plant vrij algemeen en volgens de Rode Lijst 'thans niet bedreigd'.
In Griekenland worden bladeren en jonge scheuten van de variëteit G.s segetum var. neromantilida (νερομαντηλίδα) rauw gegeten in salades of gebruind in hete olijfolie.
De gele ganzenbloem wordt 30 – 60 cm hoog en heeft rechtopstaande stengels, die kaal, iets vlezig en al of niet vertakt zijn. De verspreid staande blauwgroene, vlezige, wasachtige bladeren zijn langwerpig met een grof getande tot veerspletige bladrand en met getande slippen en kunnen 8 cm lang worden. De onderste bladeren zijn steelachtig versmald en de hogere zijn iets stengelomvattend.
De gele ganzenbloem bloeit van juni tot en met augustus. Het bloemhoofdje heeft een geel hart van buisbloemen met daaromheen een krans van platte, over elkaar heen liggende gele straalbloemen. De totale diameter kan 6,5 cm bedragen. Het vruchtbeginsel is eenhokkig en onderstandig.
De vrucht is een 3 mm lang en 1,5 mm breed nootje met tien ribben. De zaden van de straalbloemen zijn gevleugeld, die van de buisbloemen niet.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1446
Dovenetel (Lamium) is een geslacht uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). Het geslacht bevat zowel eenjarige als vaste planten. Er worden ook cultivars gekweekt, waarvan de bladkartels soms bijna weggeselecteerd zijn.
De naam dovenetel komt van de oude betekenis doof = niet werkend, gedoofd. De bladeren en stengels lijken sterk op die van de brandnetel, maar hebben geen netels met mierenzuur. Dovenetels groeien in dezelfde stikstofrijke, niet te droge habitat als brandnetels, bijvoorbeeld in bermen en bosranden. De gelijkenis tussen de twee is daarom een geval van mimicry van Bates. De meeste dieren die kennisgemaakt hebben met de brandnetel, zullen de dovenetel met rust laten.
Toch is de dovenetel vrij gemakkelijk van de brandnetel te onderscheiden:
- De bladkartels van de dovenetel zijn duidelijk 'slordiger'.
- De bladnerven van de dovenetels zijn meer geprononceerd, ook van de bovenkant gezien.
- In dovenetelblad of stengels zitten altijd wel wat roodbruine elementen: vlekjes of nerven bijvoorbeeld. Bij brandnetels komt dit nooit voor.
- De hoofdstengels van dovenetels zijn vierkant, met duidelijke ribben, terwijl brandnetelstengels maar licht geribd zijn, bijna rond.
- Dovenetels hebben karakteristieke, kleurige lipbloemen. Omdat brandnetels geen lipbloemigen zijn, hebben die een totaal andere bloeiwijze, onopvallend, geelgroen tot bruingroen.
De Dovenetel kan gegeten en gedronken worden:
- De rijpe bloemen van de witte dovenetel laten makkelijk los van de plant, waarna de nectar er makkelijk uit te zuigen is.
- De bloemen van alle soorten zijn eetbaar.
- De jonge blaadjes van alle soorten zijn geschikt voor salade, in de soep, of kort gekookt, zoals spinazie.
- Van het gedroogde blad kun je thee trekken.
Bron: Wikipedia