Zwarte els (Alnus glutinosa) is een heester of boom en heeft een bruinrode schors, die op latere leeftijd scheurt en zwartachtig wordt. De jonge takken zijn glad, de knoppen glad, opgezwollen, stomp. De takken zijn uitstaand en bros.

De bladen zijn gesteeld, rondachtig of rondachtig-omgekeerd eirond, meestal afgeknot of zelfs uitgerand, aan de voet wigvormig, oppervlakkig golvend ingesneden en fijn getand, bovenaan donkergroen, vanonder bleker, in de hoeken van de nerven gebaard, overigens kaal, in de jeugd kleverig. Schutbladen (schubben) van de katjes bruinachtig purper. Mannelijke katjes 3-6 bijeen. Vruchtkegels vrij lang gesteeld. 3-24 m. Maart, april.

Bijzonderheden

Als de boom omgezaagd wordt, loopt hij niet aan de wortels, maar aan de voet van de stam uit. De jonge, kleverige bladen hebben nog geen haarbundeltjes in de hoeken van de nerven, deze ontstaan pas later. Zij heten domatiën en worden bewoond door mijten (zie over de vermoedelijke betekenis van deze domatiën bij Linde Tilia ).

Verspreiding

Zwarte els is inheems in het westelijk Palearctisch gebied en komt aangevoerd voor in het noordoosten van Noord-Amerika, het zuiden van Zuiden-Amerika, Zuid-Afrika, Tasmanië en Nieuw-Zeeland, Ze is op vochtige plaatsen in het grootste deel van Europa algemeen. Ook in België en Nederland is zij aan waterkanten en op moerassige plaatsen algemeen.

Naamgeving

Alnus = van 't keltische al: dichtbij en lan: oever van de rivier, dus naar de groeiplaats aan de oever van water. Of van 't Griekse glinos, dat in alinos en in alnus is veranderd. Glinos hangt waarschijnlijk samen met glia: kleverigheid en zou dan slaan op de kleverigheid van de bladen. Glutinosa = kleverig.

Laatste Posts