De tureluur of tjerk (Tringa totanus) is een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen (Scolopacidae).
Hij kan 25 tot 30 centimeter groot worden. Belangrijk kenmerk zijn de felrode poten. Het verenkleed bestaat uit een donkergrijsbruine bovenzijde met lichte vlekjes, een witte onderzijde en gevlekte flanken. Verder heeft de vogel een rode snavel met een donkere punt, een lichtbruine hals, borst en kop met donkere strepen. Hij heeft een witte rugwig en een brede, witte achtervleugel.
Het legsel bestaat meestal uit vier matte, peervormige eieren, die zeer gevarieerd gekleurd kunnen zijn.
Het broedseizoen van de tureluur loopt van half april tot in juni. Het broeden duurt 22 à 25 dagen. Deze weidevogel legt gewoonlijk vier eieren van gemiddeld 45 × 32 mm, in een kuiltje in het gras, meestal in een weiland. De grashalmen rond het nest worden over het nest gebogen, waardoor het goed verborgen is. Typerend is dat de tureluur vaak op slechts enkele meters afstand broedt van het nest van een kievit. De tureluur profiteert daardoor van de technieken die de kievit heeft om predatoren op afstand te houden.
De tureluur broedt in een groot gebied dat van IJsland naar West- en Midden-Europa en dwars door Midden-Azië tot aan de Grote Oceaan loopt. Hij overwintert in zuidelijke gebieden.
Tureluur in winterkleed