De wulp (Numenius arquata) is een grote steltloper, een vogel uit de familie van de strandlopers en snippen (Scolopacidae). De vogel leeft in uiteenlopende halfopen tot open terreinen en voedt zich met kleine dieren die hij met zijn dunne snavel uit de grond haalt. Hij is te vinden in grote delen van Eurazië, met uitzondering van grote delen van Oost-Azië. Verder leeft hij langs alle kusten en in sommige binnengebieden van Afrika. De wulp is aangemerkt als gevoelig (enigszins bedreigd) en wordt beschermd op grond van de Europese Vogelrichtlijn.
Met een lengte 50 tot 60 centimeter een gewicht van 450 tot 1500 gram is de wulp de grootste steltloper van West-Europa. De naar beneden gebogen snavel is 9 tot 15 cm lang, die bij de vrouwtjes langer is dan bij de mannetjes. Het verenkleed is licht van kleur, met donkerbruine verticale strepen over het gehele lichaam. Hij lijkt op de regenwulp, maar is significant groter en heeft een vrij egale kop, zonder donkere oogstreep of kruinstreep; wel heeft de wulp een vage, lichte oogstreep. De lange vleugels zijn aan de onderkant bijna wit en doen ook door hun vorm aan meeuwenvleugels denken.
Het geluid van de wulp, dat ook een onderscheidend kenmerk is ten opzichte van de regenwulp (die een heel andere roep heeft), is zeer karakteristiek en kan in de ochtend- en avondstilte ver dragen. Het is een mysterieus, jodelend geluid, met aanzwellende fluittonen en lange trillers, klinkend als koer-líe.
In tegenstelling tot andere steltlopers leeft de wulp niet alleen in natte, maar ook in droge gebieden. Open en halfopen gebieden kunnen geschikte biotopen zijn, bijvoorbeeld hoogveen, open duingebied, laagveen waar rietland kort gehouden is, grasland dat niet te open is en akkerland. Buiten de broedtijd wordt ook gefoerageerd in getijdengebieden zoals wadden, vooral door de vrouwtjes, die daar voordeel hebben van hun langere snavel.
Door de gevoelige punt van de lange snavel kan de wulp tot dieper in de bodem foerageren dan de andere steltlopers. Het voedsel van de wulp bestaat uit regenwormen, kreeftachtigen, schelpdieren en andere ongewervelde bodembewoners. Een gevangen krab wordt met de snavel bij de poten gepakt en geschud tot alle poten afgebroken zijn, waarna de romp in zijn geheel wordt doorgeslikt.
Sterfte in de eerste levensjaren drukt de levensverwachting van een wulpenkuiken tot ongeveer vijf jaar, maar leeftijden boven de twintig komen voor, met uitschieters tot boven de dertig.
Wulpen broeden zo mogelijk jaar na jaar op dezelfde plek en jonge paren hebben een voorkeur voor een nestplek in de streek waar ze geboren zijn. De wulp maakt zijn nest in open venen, weide of op open plekken in een bos. Het is een nauwelijks met gras bekleed kuiltje in lage begroeiing, zoals heide.
Het mannetje baltst en verdedigt zijn territorium door in de vlucht te zingen en laag over de grond te vliegen, in een kort boogje te stijgen en dan met uitgespreide vleugels naar de grond te zweven. Al die tijd laat hij zijn zang horen. Het vrouwtje legt per seizoen één legsel van vier eieren, dat door beide ouders wordt bebroed. Buiten de broedtijd leven wulpen in groepen, maar tijdens de broedperiode zijn broedparen erg territoriaal ingesteld en fel naar soortgenoten. De volwassen wulpen verdedigen hun kroost heftig tegen rovers en vallen kiekendieven en kraaien aan, of lokken vijanden weg door net te doen alsof ze gewond zijn.
De jongen kunnen al kort na het uitkomen het nest verlaten. Als ze niet met de ouders voedsel zoeken, kruipen ze weg om zich te verbergen.