Nergens in Nederland vind je zóveel landschappelijke variatie zó dichtbij elkaar als in de zuidwesthoek van Fryslân. Een kust met kliffen, een kleigebied met middeleeuwse terpen en dijkjes, zeven pittoreske Elfstedenstadjes, weids boerenlandschap en het charmant glooiende Gaasterland waar bos, weide en water elkaar afwisselen. In 2005 is het gebied door het Rijk gedoopt tot Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân. Een titel om trots op te zijn.
Een glooiend landschap met eeuwenoude bossen, landhuizen en heuse kliffen aan de kust. Ben ik wel in Fryslân, kun je je afvragen. Jazeker! Maar wel een atypisch stukje Fryslân. Bos en weide, laag en hoog, land en water, open en besloten; de afwisseling is enorm aan de Friese zuidkust. Dit is het verhaal van Gaasterland.
Zo kreeg Fryslân natuurlijke heuvels
Wie denkt dat Fryslân vlak is, komt in Gaasterland bedrogen uit. Het glooit hier door zogenaamde stuwwallen. In tegenstelling tot terpen zijn dit natuurlijke heuvels, ontstaan door ijs uit Scandinavië. Dat ijs is hier – met een snelheid van enkele honderden meters per jaar – naartoe geschoven in de voorlaatste ijstijd. Aan het front van de ijskap lagen dikke ijstongen, die door hun schuivende beweging de ondergrond opstuwden. Toen het ijs smolt, bleven er heuvels achter. Dit alles speelde zich maar liefst 370.000 tot 130.000 jaar geleden af. Het stuwwal- en dekzandlandschap van Gaasterland is daarmee het oudste landschapstype van het Nationaal Landschap.
Niet één, maar twee ijsstromingen
Als je goed kijkt op de hoogtekaart van Gaasterland, dan zie je dat de heuvels van Oudemirdum, Sondel en Harich NO-ZW georiënteerd zijn, en die van Warns en Bakhuizen juist NNW-ZZO. Dit komt doordat er twee aparte ijsstromingen zijn geweest met elk een andere oriëntatie. De oudere NO-ZW oriëntatie is ook mooi te zien aan de keileemrug tussen Joure en Nijemirdum. De jongere ijsstroming vlakte de heuvels van Bakhuizen, Mirns, Oudemirdum, Nijemirdum, Sondel en Wijckel overigens behoorlijk af.
Heuvels werden glooiingen
In de laatste ijstijd is over bijna het hele keileemlandschap een dunne laag dekzand afgezet. De zandverstuivingen bezorgden Gaasterland zijn naam. ‘Gaast’ betekent namelijk zandige heuvel. Toch maakte het dekzand de stuwwallen ook lager. Althans, visueel. Het zand vulde de tussenliggende dalen namelijk gedeeltelijk op. Ook de Oerrijn verrichtte nog enig sloopwerk (erosie) aan de Gaasterlandse heuvels. Maar gelukkig is er genoeg moois behouden gebleven.
De kliffen ontstaan
De tijd bracht ook mooie, nieuwe fenomenen met zich mee. Bijvoorbeeld toen (veel) later de Zuiderzee ontstond; door kustafslag vormden zich de karakteristieke Gaasterlandse kliffen. Bij Oudemirdum ligt een klein deel van het klif nog bloot, waardoor je de keileemlagen kunt zien.
Zwerfkeien en keileem
Onder het enorme ijspakket is van alles meegesleept. Zoals zwerfkeien. Je komt ze nog overal in het Nationaal Landschap tegen, waaronder in Oudemirdum. De keien onder het ijs schuurden over de grond en verpulverden stenen tot heel fijn leem. Samen met de bestaande grondlagen en iets grovere stenen, werd dit leem afgezet; dit noemen we keileem. Het slecht waterdoorlaatbare keileempakket is over bijna heel Noord-Nederland afgezet. Maar vooral in Gaasterland en Joure ligt het dicht onder de oppervlakte.
Bron: Website Nationaal Landschap Zuidwest FryslânWebsite Nationaal Landschap Zuidwest Fryslân