- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1369
De gewone hennepnetel (Galeopsis tetrahit) is een eenjarige, 10-100 cm hoge plant uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De naam hennepnetel is gegeven omdat een blad van de hennepnetel lijkt op één enkel blaadje van het samengestelde blad van hennep (Cannabis sativa)
De vertakte, ruwbehaarde stengel draagt rode of gele klierhaartjes. Ook op de kelkbladtanden zitten deze klierhaartjes. Er zitten verdikkingen onder de knopen met stijve haartjes op een kussentje.
De 1-2 cm lange, in kransen groeiende bloem is lichtpaars en heeft donkere vlekjes. Ook witte en bleekgele bloemen komen voor. De bloemen zijn tweelippig. De bovenlip is gewelfd en de onderlip heeft drie slippen. De kelk heeft vijf smalle tanden.
De gewone hennepnetel bloeit in schijnkransen van juli tot oktober. De bladeren zijn eirond tot lancetvormig, gezaagd, gesteeld en blauwgroen van kleur. De maximale worteldiepte bedraagt 20 cm.
De vrucht is een vierdelige splitvrucht met 2,5 - 3 mm grote nootjes.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1399
De gewone vlier (Sambucus nigra) is een plant uit de muskuskruidfamilie (Adoxaceae). De bloei is van mei tot juli. De bestuiving vindt plaats door insecten. De vruchten zijn in september en oktober rijp. De plant vermeerdert zich door zaad, dat met name door spreeuwen, die dol op de bessen zijn, wordt verspreid. Botanisch gezien zijn de bessen steenvruchten.
De gewone vlier wordt door het edelhert gegeten omdat zij de plantendelen kunnen verteren. Voor veel andere dieren is de soort giftig vanwege cyaanverbindingen in het blad. Op vlierhout is vaak de judasoorzwam te vinden.
De vlier stelt geen hoge eisen aan zijn standplaats en wordt zelfs in dakgoten gevonden.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1382
De Gewone smeerwortel (Symphytum officinale) is een vaste plant uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae). Deze soort is in België en Nederland een algemeen voorkomende plant in ruigtes, bermen, op dijken en bij slootkanten. Dit geldt voor geheel Europa met uitzondering van het hooggebergte. De plant is in Noord-Amerika ingevoerd en verwilderd.
De plant wordt 40–100 cm hoog met van mei tot augustus witte, roze of paarse, dicht opeen in een hangende tros gegroepeerde bloemen. De bloemen zijn klokvormig, 2–4 cm groot. De kelkbladen zijn spits, en 1/3 van de buisvormige, vergroeide kroonbladen.
Zowel de stengel als de lancetvormige bladeren zijn ruwbehaard. Het wortelblad is het grootst, dit kan 25 cm lang zijn. De hogere bladeren zijn gevleugeld langs de stengel, dat wil zeggen: het blad loopt door langs de stengel tot het vorige blad. De bladeren zijn aan de onderzijde geaderd.
De ronde, holle stengels zijn vertakt. De wortel is van buiten zwart, van binnen wit.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1267
De gevlekte dovenetel (Lamium maculatum) is een in West-Europa algemeen voorkomende dovenetel.
De gevlekte dovenetel is een 20-80 cm hoge, vaste plant. De plant heeft 2-3 cm grote, roze bloemen; deze zijn groter dan die van de paarse dovenetel (Lamium purpureum). De 'vlek' in de naam slaat op de zilverkleurige / grijze streep langs de hoofdnerf van het blad. Een ander kenmerk: de gevlekte onderlip van de bloem. De helmhokjes zijn bruin-paars (bij de witte dovenetel (Lamium album) zijn deze zwart). De bloeitijd is van april tot november.
De plant groeit vaak op dezelfde plaatsen als de paarse dovenetel, de witte dovenetel en brandnetels: op ruderale gronden, langs bermen, parkranden, bosranden, bij composthopen. De plant houdt van een enigszins vochtige grond.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1287
De Gelderse roos (Viburnum opulus) is een struik of lage boom uit de muskuskruidfamilie (Adoxaceae). De soort komt van nature ook voor in de Benelux. De plant kan van 1,5 tot 6 m hoog worden. maar is meestal tot 3 m hoog. De Gelderse roos is in Nederland vooral te vinden in het rivierengebied langs kreken of strangen.
De Gelderse roos bloeit in mei en juni met witte bloemen die in platte tuilen voorkomen. De randbloemen zijn steriel, de overige bloemen zijn fertiel (vruchtbaar). De randbloemen hebben de functie om insecten te lokken. De bloem wordt door insecten bezocht vanwege de nectar.
Na de bloei komen er hangende trosjes met bessen, die lang aan de struik blijven zitten. De vruchten bevatten coumarinen, diterpenen en glycosiden. De rode vruchten hebben een zure en bittere smaak en zijn voor de mens eetbaar, maar zijn in grote hoeveelheden rauw licht giftig. In sommige landen worden de bessen verwerkt tot jam. De bessen kunnen goed de winter doorstaan en worden vaak gegeten door Pestvogels. De hoeveelheden suikers nemen zelfs toe in de winter. Ook worden de bessen gegeten door vogelsoorten als goudvink, grote lijster en roodborst.
Een populair ras is veel in tuinen te vinden: Viburnum opulus 'Rosea'. Deze struik heeft steriele bloemen die van groenig geel naar wit verkleuren en ook wel sneeuwbal wordt genoemd. Steriele bloemen leven langer dan fertiele. Maar dit betekent dat de struik dus ook geen bessen vormt. De bessen in combinatie met naar rood verkleurende bladeren zijn wel te zien bij een laagblijvende vorm van de Gelderse roos: het ras Viburnum opulus 'Compactum'.
Bron: Wikipedia