- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1457
Wilde bertram (Achillea ptarmica) is een vaste plant, die behoort tot de composietenfamilie (Asteraceae). De plant komt van nature voor in Eurazië. In siertuinen wordt naast gewone cultivars ook de gevulde wilde bertram (Achillea ptarmica 'The Pearl') gebruikt.
De plant wordt 30–90 cm hoog en vormt ondergrondse uitlopers. De van boven kale bladeren zijn ongedeeld en hebben vaak een dubbelgezaagde bladrand. De bladtop is spits.
Wilde bertram bloeit van juli tot september met meestal niet meer dan tien 1 cm grote hoofdjes per bloeiwijze. De met donshaar bezette schutblaadjes zijn lintvormig en hebben een zwarte rand. De lintbloemen zijn wit en de buisbloemen geelachtig wit. In de hoofdjes zitten stroschubben. De vrucht is een nootje. In 1 gram zaad zitten ongeveer 3000 zaden.
De plant komt voor op natte grond aan waterkanten, in nat grasland en op moerasachtige grond.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1476
Vrouwenmantel (Alchemilla) is een geslacht van circa 1000 soorten vaste kruidachtige tot struikvormige planten in de rozenfamilie (Rosaceae), dat voornamelijk voorkomt in Europa en Azië met een paar soorten in de bergachtige gebieden in Afrika, Noord- en Zuid-Amerika.
Vrouwenmantels groeien op verstoorde en min of meer vochtige plaatsen, zoals boskanten, natte graslanden en wegbermen. De verschillende soorten van het geslacht Alchemilla onderscheiden zich met name in het verschil van de beharing en de organen.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1446
De gewone veldbies (Luzula campestris) is een overblijvend kruid uit de russenfamilie (Juncaceae). De plant komt in in Nederland veel voor. Het aantal chromosomen is 2n = 12, 24 of 36.
Het is een zoden vormende plant met korte of geen wortelstokken. De plant wordt ongeveer 20-40 cm hoog. De plant is aan de voet verdikt. Het blad doet grasachtig aan en heeft lange, witte haartjes.
De plant bloeit van maart tot mei. De bloemen vormen bolvormige tot langwerpige bloemhoofdjes. De stelen van de bloemhoofdjes staan rechtop, maar soms ook schuin. Een bloemhoofdje bestaat uit meer dan tien bloemen. De deels gesteelde en deels ongesteelde bloemen zijn kastanjebruin en stervormig met een doorsnede van 3-4 mm. De gele helmknoppen zijn 0,5-1,2 mm lang en zijn ongeveer even lang als de helmdraden.
De gewone veldbies heeft een doosvrucht die drie zaden bevat. De ronde of bijna ronde, bruine tot donkerbruine, zaden hebben een mierenbroodje. De afmetingen van het zaad zijn 1,0-1,9 x 0,7-0,9 x 0,7-0,8 mm. Het duizendkorrelgewicht is 0,6 gram.
De plant komt voor op droge tot matig vochtige, zure grond in schrale graslanden, in bermen en vergraste heide.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1456
De scherpe zegge (Carex acuta) is een overblijvend kruid uit de cypergrassenfamilie (Cyperaceae). De plant komt van nature voor in Europa. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als algemeen voorkomend en stabiel of toegenomen. De soort lijkt op de zwarte zegge (Carex nigra), maar heeft grasgroene in plaats van grijsgroene bladeren en de droge bladeren rollen naar beneden om in plaats van naar boven, omdat de huidmondjes alleen aan de onderkant voorkomen. Ook is het onderste schutblad langer dan bij de zwarte zegge.
De plant wordt 50-150 cm hoog en heeft lange wortelstokken. De onderste bladscheden zijn lichtbruin van kleur en vaak rood aangelopen. De grasgroene bladeren zijn 2-7 mm breed en hebben alleen aan de onderkant rijen huidmondjes, die als witte puntjes zichtbaar zijn.
De plant bloeit in mei en juni. Het onderste schutblad is meestal langer dan de bloeiwijze. De plant heeft twee tot vier mannelijke en twee tot vier zwartbruine, vrouwelijke aren. De mannelijke aren zitten meestal boven de vrouwelijke aren. De vrouwelijke aren zijn 3-9 cm lang. Het vruchtbeginsel heeft twee stempels. De opgeblazen urntjes zijn 2-3 mm lang en zijn een soort schutblaadjes die geheel om de vruchten zitten. Ze zijn geelgroen of bruinachtig van kleur met lange vruchtsnavels en er zit een mierenbroodje op het urntje.
De vrucht is een eenzadig nootje.
De scherpe zegge komt voor langs waterkanten, in moerassen en in natte loofbossen.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1553
De pitrus (Juncus effusus) is een wild overblijvend kruid uit de russenfamilie (Juncaceae). De pitrus wordt ook als waterplant in de siertuin gebruikt. De plant groeit op vochtige plekken, zoals langs de waterkant, in het weiland en in moerassen.
Via het aerenchym (sterparenchym) kan de plant zuurstof naar de wortels transporteren, waardoor deze ook in zuurstofloze gronden nog kan groeien. De glanzende groene stengels zijn ongeveer 3 mm dik en kunnen een hoogte bereiken van 1,5 m, maar zijn meestal tussen de 20 en 100 cm lang. De groene stengel is het belangrijkste deel van de plant voor de fotosynthese. Het sponsachtige merg in de stengel is samenhangend en ononderbroken. Na het drogen vertonen de stengels fijne streepjes. De plant heeft een korte, sterk vertakte wortelstok. De pitrus heeft roodbruine, schedeachtige bladeren aan de stengelvoet. Het eindelingse blad is stengelachtig.
De bloeiperiode loopt van juni tot augustus. De bloemen zijn bruin en vormen met elkaar een losse bloeiwijze, maar is niet zelden ineengedrongen. Aan de voet van de bloem zitten twee vliezige steelblaadjes. De rest van de stijl zit aan de top van de vrucht en niet op een verhoging zoals bij biezenknoppen (Juncus conglomeratus). De bloem heeft meestal drie meeldraden.
De plant vormt een doosvrucht, die veel zaadjes bevat en aan de top vaak iets ingedeukt is. De zaden hebben geen aanhangsel (mierenbroodje), maar zijn wel kleverig door de aanwezige borstelhaartjes, waarmee ze aan vogels blijven kleven.
Bron: Wikipedia