Het begon allemaal met de ‘Opbouwdienst’
Door “de onvergelijkelijke grootmoedigheid van den Führer”, zoals de bezetter meldde, waren na de capitulatie op 15 mei 1940 de aanvankelijk als krijgsgevangenen weggevoerde Nederlandse militairen al in juni 1940 teruggekeerd naar Nederland. Dat gaf twee problemen:
- In de eerste plaats zou deze terugkeer de werkloosheid enorm in de hand werken want de meeste soldaten waren al vanaf de mobilisatie op 28 augustus 1939 in militaire dienst. De kans dat zij hun werkplek daardoor in de burgermaatschappij verloren hadden, was levensgroot.
- In de tweede plaats zou er bij de militairen groot verzet kunnen ontstaan indien men werkloos zou blijven en daardoor erg veel tijd had om ongeregeldheden te veroorzaken.
Reichscommissaris Seyss-Inquart in Nederland gaf daarom de opdracht om het gedemobiliseerde Nederlandse leger om te bouwen tot een organisatie, die iets deed waar de Nederlandse bevolking achter zou kunnen staan en die tegelijkertijd op termijn het Duitse doel zou kunnen dienen. Nederland had zware schade geleden door de eerste vijf oorlogsdagen en dat vereiste een zo snel mogelijk herstel en dientengevolge “goodwill” voor de Duitsers. Het teruggekeerde Nederlandse leger moest ingezet worden om die schade te herstellen. Een organisatie als de Reichsarbeitsdienst stond de Duitsers voor ogen, maar de naam Opbouwdienst zou veel beter klinken en eerder instemming krijgen van het Nederlands publiek.
Nog maar nauwelijks aan de macht, richtte Seyss-Inguart daarom de Opbouwdienst op met 15 juni 1940 als oprichtingsdatum. Verder maakte hij daarbij bekend dat het Nederlandse leger op 14 juli 1940 officieel zou worden ontbonden en dat op 15 juli 1940 de Opbouwdienst van start zou gaan.
Op 20 juni 1940 werden richtlijnen verstrekt waarbij alle niet-beroepssoldaten, die geen burgerbaan hadden, vrijwillig konden kiezen tussen de op te richten Opbouwdienst of “vrijwillig” naar Duitsland te gaan om daar te werken. Alle beroepssoldaten konden worden ontslagen als zij bereid waren te verklaren dat zij de belangen van het Duitse Rijk niet zouden schaden. Zij die weigerden dit te beloven, zouden als krijgsgevangenen behandeld worden. Hierdoor kwamen nu de 60.000 aspirant-werklozen in beeld. Seyss-Inquart benoemde de – ter goede naam en faam bekend staande – Nederlandse Majoor Jacob Nicolaas Breunesse tot commandant van de Opbouwdienst. Breunesse werd vanaf het begin geleid door vaderlandslievende motieven. Hij had van Seyss-Inquart volmacht gekregen om de Opbouwdienst naar eigen inzichten in te richten. Breunesse benoemde meerdere Nederlandse oud-officieren in de leiding. Hij had de saamhorigheid van alle Nederlanders voor ogen onder de Duitse bezetting. Op de eerste bestaansdag van de Opbouwdienst vervaardigde hij direct een dagorder uit, zodat iedere militair nu wist waar hij aan toe was.
“Mannen!
Met ingang van heden zijt gij opgenomen in den Opbouwdienst. Wij, die te voren deel uitmaakten van onze weermacht, gaan thans aan den arbeid in de Opbouwdienst. Onze gemeenschappelijke arbeid zal in de eerste plaats gericht moeten zijn op onze saamhorigheid en gemeenschapszin.
Het rijkste bezit van den mensch, dat toch de arbeid is, zullen wij aanwenden om ons doel te bereiken, nl. : U een plaats te doen innemen in een krachtig, saamhorig en nationaal gezin Nederland.
Arbeid vereischt een gezonde frischen geest. Arbeid vereischt een krachtig lichaam. Arbeid vereist levensvreugde.
Met moed en vertrouwen, maar vooral ook met geestdrift, moeten wij aan den slag. Veel zeer veel zal van ons allen worden geëischt. Als ware Nederlanders wilt gij toch allen zonder uitzondering uw schouders onder onze gemeenschappelijke taak zetten, tot heil van ons geliefd vaderland.
Doet uw plicht, ik reken op uw allen. Pakt aan!
De commandant van de opbouwdienst.
BREUNESSE