- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1198
Fraai hertshooi (Hypericum pulchrum) is een plant die behoort tot de hertshooifamilie (Hypericaceae). Deze familie omvat soorten die bekend zijn om hun geneeskrachtige werking. Fraai hertshooi staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en sterk afgenomen.
De plant wordt 30-60 cm hoog en heeft rechtopstaande stengels. De bladeren zijn elliptisch en hebben doorschijnende puntjes. Fraai hertshooi bloeit in juni tot augustus. De bloeiwijze is een schroef. De gele kroonbladen hebben aan de rand vele zwarte klieren. De kelkbladen zijn elliptisch met een gezaagde, zwart-klierachtige rand. De doosvrucht is driehokkig.
De plant komt voor op droge, lemige grond in loofbossen, heidevelden en op kapvlakten.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1198
Dubbelloof (Blechnum spicant) is een varen uit de dubbellooffamilie (Blechnaceae). De plant komt vrij algemeen voor langs greppels en in vochtige bossen op arme grond.
De naam slaat op de twee soorten bladen: vruchtbare en onvruchtbare. De vruchtbare bladen staan rechtop, terwijl de onvruchtbare overhangen of op de grond liggen.
De onvruchtbare bladen hebben langwerpige slippen en zijn maximaal 40 cm lang. Deze bladeren zijn groenblijvend. De vruchtbare bladeren hebben smalle slippen en zijn tot 70 cm lang. Ze sterven in de herfst alweer af. De twee sporenhoopjes (sori) zijn lijnvormig en zijn rijp in juli of augustus.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1221
De Canadese guldenroede (Solidago canadensis) is een guldenroede, een geslacht uit de composietenfamilie. De plant komt oorspronkelijk niet voor in Europa en is als sierplant ingevoerd. Deze exoot gedijt echter goed en verwilderde planten hebben inmiddels een vaste plaats in de Europese flora verworven; ze komt massaal voor op braakliggende grond, industrieterreinen, stortplaatsen en langs bosranden en oevers.
Het is een van de eerste planten die braakliggende of verbrande terreinen bevolken, waar deze vaste plant mede dankzij de lange wortelstokken goed water kan vinden en zich met behulp van ondergrondse uitlopers flink uit kan breiden, waarbij andere soorten verdrongen worden. Ook worden via de wortels chemicaliën afgescheiden die het groeien van andere planten tegenwerken (onder andere esdoorns). Door sommigen wordt deze plant, net als de vergelijkbare late guldenroede (Solidago gigantea), dan ook als een invasieve soort gezien. Vanwege de late, nectarrijke bloei die gunstig is voor insecten die plaagdieren bestrijden, wordt de plant echter ook bewust ingezet in mengculturen.
De plant kan tot ruim 2 meter hoog worden met vaak naar één zijde gekeerde bloempluimen. De lancetvormige, parallelnervige bladeren zijn aan de toppen licht getand. De randen van de bladeren en de nerven aan de onderkant van het blad alsmede de hogere delen van de stengels zijn donzig behaard, waarmee de plant zich onderscheidt van de kale late guldenroede.
De Canadese guldenroede bloeit van juli tot in de herfst (in sommige gebieden tot oktober) met nectarrijke gele bloempjes waarmee het laat in het jaar nog een populaire voedselplant is voor veel vliegen, bijen, hommels, wespen en andere insecten. De bloemhoofdjes hebben een honingraatstructuur en bestaan uit lint- en buisbloemen, waarbij de lintbloemen niet langer zijn dan de buisbloemen en niet buiten de bloem uitsteken. De pappus bestaat uit een rij haarachtige borstels. Het omwindsel is 2–3 mm lang.
Bron Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1156
De brede Lathyrus (Lathyrus latifolius) is een vaste klimplant met breedgevleugelde, 0,6-3 m lange stengels die over de grond kruipen of klimmen als ze een steun hebben gevonden. De steunblaadjes zijn 3-6 cm lang, lancet- tot eirond of halfspiesvormig en meer dan half zo breed als de stengel. De bladeren hebben een gevleugelde bladsteel en bestaan uit twee lintvormige tot eironde of elliptisch-ronde, 4–15 cm lange, vijfnervige, blauwgroene blaadjes.
De brede Lathyrus bloeit van mei tot augustus. De bloemen groeien met vijf tot vijftien stuks in trossen. De bloemkroon is karmijnrood en 2–3 cm lang. De kelktanden zijn ongelijk van lengte. De vruchten zijn 5-11 cm lange, gladde, bruine peulvruchten.
De brede Lathyrus komt voor in Midden- en Zuid-Europa tot in Noord-Frankrijk en het Middellandse Zeegebied. In België, Duitsland en Engeland is de soort ingeburgerd. Hij komt voor in graslanden, wegbermen en struikgewas.
Deze soort is ook als sierplant in cultuur. Hij kan temperaturen tot -25 °C weerstaan. Als snijbloem is hij niet geschikt, omdat de bloemen in een vaas te snel verwelken.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1151
De blaassilene (Silene vulgaris) is een plant uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae). Het is een in België en Nederland vrij algemeen voorkomende plant. De plant wordt 30-60 cm hoog. De verticale stengels zijn onbehaard en komen op uit een gebogen, diep in de grond vertakte wortelstok. Op de knopen van de stengels zitten smalle, tegenoverstaande bladeren.
De aan elke stengel hangende bloemen zijn dag en nacht geopend. 's Avonds verspreiden de bloemen een aangename klavergeur, en trekken dan bijen en nachtvlinders aan. De bloeiperiode loopt van mei tot september. De vijf witte kroonbladen zijn diep ingesneden. De kelkbuis is sterk opgeblazen en gelig tot paarsachtig geaderd. Aan deze kelkbuis dankt de plant haar naam. De bloemen zijn vaak tweeslachtig, waarbij zelfbestuiving niet optreedt doordat de mannelijke en vrouwelijke bloemen niet gelijktijdig rijp zijn.
De plant wordt aangetroffen op matig voedselrijke, iets droge zand-, klei- en leemgrond, in bermen en tegen hellingen, in de duinen en op grazige grond. De plant prefereert een zonnige standplaats. De nectar bevindt zich aan de basis van de kelk, zodat insecten zich ver in de buis moeten wringen om de nectar te bereiken. Dit zou bestuiving verzekeren, ware het niet dat hommels geleerd hebben deze lastige weg te omzeilen door aan de basis een gat te bijten.
Bladen en jonge scheuten zijn eetbaar. In sommige streken werden de bladen vroeger in salades verwerkt. De bladen moeten dan wel voor de bloei geplukt worden. Ze zijn na vijf tot tien minuten koken ook geschikt voor gebruik in soep. De blaassilene is vroeger ook als geneesmiddel gebruikt. Buiten Nederland treft men de Blaassilene ook wel in hooilanden aan, ze zou de melkproductie van koeien bevorderen.
Bron: Wikipedia