- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1108
Agrimonie (Agrimonia) is een geslacht van overblijvende, kruidachtige planten uit de rozenfamilie (Rosaceae).
De botanische naam Agrimonia is afgeleid van het Oudgriekse argemon dat "witte oogvlek" betekent. Men meende vroeger dat de plant hielp tegen oogaandoeningen.
Het geslacht kent twaalf tot vijftien soorten. Ze komen van nature voor in de gematigde streken van het noordelijk halfrond, waarbij één soort in Afrika voorkomt. Ze worden 50-200 cm hoog, met geveerde bladeren en gele bloemen aan een meestal onvertakte, aarvormige bloeiwijze. De bloemen openen zich hierin van onderen naar boven. De bloemen hebben een ruim aanbod van stuifmeel. Bestuiving vindt plaats door vliegen, zweefvliegen en honingbijen. Omdat stampers en meeldraden gelijktijdig rijpen, komt ook zelfbestuiving voor.
Uit de bloemen ontwikkelen zich kleine zaaddoosjes, die gemakkelijk in de vacht van passerende zoogdieren blijven haken.
Agrimonia-soorten worden als waardplant gebruikt door de rupsen van een aantal vlinders als de Coleophora potentillae, Pyrgus alveus, aardbeivlinder (Pyrgus malvae), Pyrus malvoides, Stigmella aeneofasciella en Stigmella splendidissimella.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1175
Het akkerklokje (Campanula rapunculoides) is een vaste plant, die behoort tot de klokjesfamilie (Campanulaceae). In Nederland is de plant vanaf 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd. De plant komt van nature voor in Eurazië. De plant wordt gebruikt in bloemenweidemengsels.
De plant wordt 45-120 cm hoog en heeft wortelstokken. De stompkantige stengel en de bladeren zijn meestal weinig behaard met korte haren. De onderste bladeren zijn langgesteeld, eirond tot lancetvormig en hebben een hartvormige of afgeronde voet. De bovenste bladeren zijn lancetvormig en zittend. De bladrand is gekarteld-gezaagd.
Het akkerklokje bloeit van juni tot augustus met 2-4 cm lange, helder violette bloemen, die naar één kant staan en in de oksels van de kleine schutbladen staan. De eironde tot lancetvormige kelkslippen zijn afstaand tot teruggeslagen. De bloeiwijze is een tros.
De vrucht is een doosvrucht met strooigaatjes waar de zaden door vrijkomen.
De plant komt voor op vochtige, voedselrijke grond in bermen, langs spoorwegen en heggen en soms ook in en langs bouwland.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1221
De adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) is een varen uit de adelaarsvarenfamilie (Dennstaedtiaceae). Het is een varen met een kosmopolitische verspreiding, die ook in België en Nederland zeer algemeen is. De plant wordt soms als een lastig onkruid beschouwd.
De adelaarsvaren is een forse plant die zich vooral vermeerdert door middel van een dikke, zwarte en kruipende wortelstok. De plant kan zich op gunstige plaatsen op vegetatieve wijze snel vermeerderen.
De bladen van de adelaarsvaren staan alleen en zijn vertakt, dubbelgeveerd, soms zelfs drievoudig geveerd. Als men een bladsteel aan de voet schuin doorsnijdt, is een figuur te zien die op twee adelaars lijkt. Hieraan dankt de soort zijn naam. De figuur ontstaat door de ligging van de vaatbundels. De bladveren kunnen een meter hoog worden. Er zijn exemplaren bekend met bladveren van drie meter.
De sporenhoopjes, sori genoemd, van de adelaarsvaren zitten langs de bladrand en zijn door een omgeslagen rand bedekt.
De sporen zijn rijp in juli of augustus. Er zijn klieren die nectar afscheiden waardoor mieren gelokt worden die de sporen verspreiden. Uit een spore kan zich een voorkiem van ongeveer vijf mm groot met geslachtsorganen ontwikkelen. Uit het antheridium komen zaadcelen die naar het archegonium zwemmen om daar een eicel te bevruchten. Hieruit groeit een nieuwe varen.
De adelaarsvaren wordt voornamelijk aangetroffen in bossen op zandgrond, maar de soort groeit ook op open plekken. De varen houdt niet van heel vochtige grond en kalk. Op onbeschutte plaatsen is er een kans dat hij schade oploopt door koude wind of nachtvorst.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1095
Planten is de algemene benaming voor organismen die zich niet kunnen voortbewegen en die fotosynthese vertonen.
Bij de uitdrukking "planten en bloemen" gaat het in het gewone spraakgebruik vaak om kruidachtige soorten van de bedektzadigen (Angiospermae), bijvoorbeeld in "sierplant", "kamerplant", "tuinplant", "kuipplant", "potplant", "snijbloemen". Deze worden dan tegenover de houtige planten zoals de "struiken" en "bomen" geplaatst.
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1771
De gaspeldoorn, Ulex europaeus, is een struik uit de vlinderbloemenfamilie, Leguminosae of Fabaceae. De plant is niet goed tegen koude en vorst bestand en komt in Europa daarom veel aan de kust van de Atlantische Oceaan voor. Op de Britse Eilanden groeit veel Gaspeldoorn. Rechtop groeiend kan de gaspeldoorn een hoogte bereiken van drie meter, maar de struik blijft op onbeschutte of begraasde plaatsen een stuk lager.
De gaspeldoorn staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als vrij zeldzaam en matig in aantal afgenomen. Het is een gedoornde, groenblijvende struik die plaatselijk voorkomt op zandgronden, heide of in de duinen. In sommige gebieden is ze erg zeldzaam. Struiken gaspeldoorn vormen een natuurlijke plaats waar herten, reeën en wilde zwijnen beschutting zoeken. Bijen komen veel af op de goudgele, geurende bloemen. De bloemen schieten, wanneer ze worden aangeraakt, stuifmeel op bezoekende insecten af.
De bladeren zijn gereduceerd tot groene, naaldvormige doorns van 1,5-2,5 cm lang. Ze zijn diepgegroefd en stijf. Jonge bladeren zijn drietallig en in dat stadium nog zacht en voor dieren eetbaar. De vlindervormige bloemen zijn goudgeel en hebben een lengte van ongeveer 1,5 cm. Ze zijn bevestigd aan korte, fluwelige stelen. De gaspeldoorn draagt zwarte peulen die 1-2 cm lang worden. Ze zijn behaard. De plant bevat het giftige cytisine. Bij rijpheid barst de peul open zodat de zaden vrijkomen. Deze zaden zijn giftig.
Bron: Wiklipedia