- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1320
Zwarte toorts (Verbascum nigrum) is een vaste plant die behoort tot de helmkruidfamilie (Scrophulariaceae). De soort komt overal in Europa voor, behalve in Scandinavië, Schotland en Ierland. In het oosten van Vlaanderen is de plant vrij algemeen, maar elders vrij zeldzaam. In Nederland komt zwarte toorts vrij algemeen voor in het zuidoosten en het midden van het land en in de duinen.
Zwarte toorts is in afwijking tot de andere toortsen een vaste plant met winterknoppen waarin reservevoedsel wordt opgeslagen voordat de bovengrondse delen afsterven. Het is een kruidachtige plant die 60-150 cm lang kan worden.
De centrale stengel is rechtopstaand en de meeste gekartelde eironde en gepunte bladen staan met een 5 tot 20 cm lange bladstengel in een bladrozet. De bladen boven in de stengel zijn kleiner en nauwelijks gesteeld.
De plant bloeit van juni tot eind september met gele bloemen en violette meeldraden. De plant bloeit over de gehele lengte van de aar en niet van onder naar boven of omgekeerd. In de aar staan de bloemen in kluwens bij elkaar. De lange stengel kan zich bovenin vertakken, waardoor de bloeiwijze wat lijkt op een meerarmige kandelaar met kaarsen. De vrucht is een tweehokkige doosvrucht. In een gram zaad zitten ongeveer 8300 zaden.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1339
De zachte ooievaarsbek (Geranium molle) is een een- of tweejarige plant uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae). De plant komt van nature voor in Europa en is geïntroduceerd in de Verenigde Staten.
De Nederlandse naam is gegeven wegens de zachte beharing op de stengel. Er zijn echter wel meer soorten ooievaarsbekken met beharing. Een goed kenmerk om de soort te onderscheiden van de kleine ooievaarsbek (Geranium pusillum) is dat de zachte ooievaarsbek korte en lange haren op stengel, bladsteel en bloemsteel heeft. De stempels van de zachte ooievaarsbek zijn van binnen paars en de deelvruchten zijn onbehaard en hebben fijne dwarsrichels. De kleine ooievaarsbek daarentegen heeft stempels die van binnen gelig zijn, en zijn deelvruchten hebben haartjes, maar geen fijne dwarsrichels.
In België en Nederland is de plant zeer algemeen. De standplaats is op droge grazige plaatsen, op braakliggende grond en in de duinen. De maximale grootte bedraagt 40 cm, maar de plant blijft meestal korter dan 30 cm. De breedte van de plant blijft eveneens meestal minder dan 40 cm. De bladeren hebben een ronde vorm met verschillende insnijdingen. De bladeren kleuren in de herfst van rood door de aanwezigheid van anthocyaan.
De meestal roze, soms purperrode bloemen zijn circa 1 cm breed. De bloemstengels zijn opstijgend. De wortelbladen zijn tot minder dan de helft ingesneden, de stengelbladen tot halverwege. Er zijn vijf kroonbladen. De bloeitijd is van april tot september. De stengels zelf zijn vaak roodachtig gekleurd. Een plant produceert 1.500-2.000 zaadjes per jaar.
De plant verspreidt zich door zaden. De vrucht is kaal, meestal met fijne dwarsrichels. Botanisch gezien is de vrucht een vijfdelige kluisvrucht. De vruchtklep blijft aan het zaad verbonden, waardoor het vaak in de vacht van dieren over grote afstanden wordt meegenomen.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1472
De welriekende agrimonie (Agrimonia procera, synoniem: Agrimonia odorata) is een kruidachtige, overblijvende plant, die behoort tot de rozenfamilie (Rosaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en matig afgenomen. De plant komt van nature voor in Europa.
De meest waarschijnlijk herkomst van de botanische naam Agrimonia is het Oudgriekse 'Argemone', letterlijk vertaald 'vlek op het oog', waarmee planten werden aangeduid die heilzaam waren voor de ogen.
De plant wordt 45–150 cm hoog en vormt een wortelstok. De stengel is zeer dicht bezet met korte klierharen met daarnaast lange, gewone haren. Ook de bladeren hebben aan de onderzijde een dergelijke beharing. De geelachtig groene bladeren zijn , afgebroken geveerd met drie tot zes paar blaadjes, die 2–6 cm lang zijn en een enigszins toegespitste top hebben. Bij wrijving van de bladeren geven ze een zoetzure geur af.
De welriekende agrimonie bloeit van juni tot augustus met gele bloemen, die in een aar gerangschikt zijn. De kelkbuis is sterk bezet met aan de top gekromde borstelharen. Uit de kelkbuis ontwikkelt zich na de bloei een schijnvrucht, die aan de buitenzijde over twee derde van de lengte (vanaf bovenaan) gegroefd is en bezet met haken. De haken in de onderste rij staan bij rijpheid teruggebogen. Deze kenmerken onderscheiden de welriekende agrimonie van de gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria).
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1307
Het Vlasbekje (Linaria vulgaris), ook "vlasleeuwenbek" genaamd, is een algemeen voorkomende, overblijvend kruid uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). De plant komt op het hoge noorden na voor in heel Europa en in West-Azië.
De 3–8 cm lange bladeren zijn lancetvormig (3–6 mm breed) en hebben twee kleine steunblaadjes aan de bladvoet.
De planten lijken als ze nog niet bloeien veel op jonge vlasplanten. De plant kan 30–90 cm hoog worden en bloeit in trossen aan de stengeltoppen van juni tot eind september met gele bloemen. Het masker of gehemelte, dat is de welving van de onderlip die de opening van de bloem afsluit, is meestal oranje, soms lichtgeel.
De zaadproductie is zeer groot en kan meer dan 32.000 zaden per plant bedragen.
Het Vlasbekje (Linaria vulgaris), ook "vlasleeuwenbek" genaamd, is een algemeen voorkomende, overblijvend kruid uit de weegbreefamilie (Plantaginaceae). De plant komt op het hoge noorden na voor in heel Europa en in West-Azië.
De 3–8 cm lange bladeren zijn lancetvormig (3–6 mm breed) en hebben twee kleine steunblaadjes aan de bladvoet.
De planten lijken als ze nog niet bloeien veel op jonge vlasplanten. De plant kan 30–90 cm hoog worden en bloeit in trossen aan de stengeltoppen van juni tot eind september met gele bloemen. Het masker of gehemelte, dat is de welving van de onderlip die de opening van de bloem afsluit, is meestal oranje, soms lichtgeel.
De zaadproductie is zeer groot en kan meer dan 32.000 zaden per plant bedragen.
Bron: Wikipedia
- Details
- Geschreven door: Hans
- Categorie: Planten
- Hits: 1263
De veldlathyrus (Lathyrus pratensis) is een klimmende, vaste plant uit de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae). De soort komt van nature voor in Eurazië. De plant groeit op bouw- en grasland, langs wegen en op dijken. Daarnaast wordt de plant gebruikt in bloemweide- en bermmengsels.
De plant wordt 30-120 cm lang en heeft kantige, gevleugelde stengels. Het geveerde blad is lancetvormig en bestaat uit één of twee paar spitse blaadjes en een eindelingse rank. De steunblaadjes hebben de vorm van een halve pijl.
De 1-1,8 cm lange bloem is geel en is iets welriekend. De 1 cm lange kelkbuis is tot op de helft gespleten in vijf driehoekige tanden. De plant bloeit in trossen van vijf tot twaalf bloemen op een lange steel. De bloeitijd is van juni tot augustus.
De vrucht van de veldlathyrus is een peul van 2- cm lang en rijpt van juli tot september. De rijpe peul is zwart en bevat vijf tot twaalf zaadjes. Het duizendkorrelgewicht van de zaden is 11 gram.
Bron: Wikipedia