De gehele plant is meestal onbehaard, glad en glanzig. Soms vormt de wortelstok uitlopers, die over de bodem liggen en in sommige knopen wortels doen ontstaan.
De stengel is rechtopstaand, opstijgend of soms liggend en hier en daar wortelend, is meest sterk vertakt en gegroefd, veelbloemig. De wortelbladen en de onderste stengelbladen zijn gesteeld, langwerpig of breder of smaller lancetvormig, zeldzamer lijn-lancetvormig, soms, vooral de wortelbladen langgesteeld tongvormig, zelfs hartvormig, vaak met verwijderde grof getande rand, soms in ondiep water drijvend.
De bloemen staan aan het eind van de stengel en van de takken dicht opeengedrongen. De kelk is afstaand of teruggeslagen. De vruchtjes zijn omgekeerd eirond, glad, zwak gerand, aan de top met een kort stomp puntje. Vergiftig. 15-45 cm. Juni-October.
Biologische bijzonderheden
De bloemen zijn protrandrisch. Eerst springen de helmknoppen van de buitenste meeldraden aan de naar de kroonbladen gekeerde zijde open en nu liggen de binnenste helmknoppen nog op de stempels. Insecten, die komen aanvliegen, hetzij naar het midden van de bloem of naar een van de kroonbladen, verlaten de bloem niet, zonder stuifmeel mede te nemen, daar zij zonder de helmknopjes aan te raken, niet bij de honig kunnen komen. Later buigen zich de binnenste meeldraden naar buiten en springen ook open aan de buitenzijde en nu komen de nu ook rijpe stempels bloot. Allicht zal nu bij het komen aanvliegen naar het midden van de bloem kruisbestuiving plaats hebben.
Volksnamen
In Zuid-Holland heet de plant bitterbloem, in Salland egelgras, in Zuid-Limburg egelkool, in het Oostelijk deel van Noord-Brabant schaapsvuil.
Bron: Waarneming.nl