De hondsroos (Rosa canina) is een in de Benelux van nature voorkomende roos. De struik komt van nature voor in Europa, Noordwest-Afrika en West-Azië. In Noord-Amerika is de plant geïntroduceerd. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als een soort die in Nederland algemeen voorkomt en stabiel of toegenomen is.
De grote losse rechtopgaande struik wordt 1 - 4 meter hoog en heeft lange boogvormig overhangende takken. De bladeren en niet met klieren bezette takken zijn groen of soms roodachtig aangelopen. De stekels zijn grotendeels haakvormig gebogen en hebben een brede basis. Rosa canina 'Assisiensis' is een cultivar zonder stekels.
De frisgroene, geurloze bladeren zijn oneven geveerd met 5 of 7, stevige en stijve blaadjes. De 1,8 – 4 cm lange en 1 – 2 cm brede, onbehaarde blaadjes zijn elliptisch met een afgeronde, soms wigvormige voet en een spitse top. De bladrand is enkelvoudig tot dubbel gezaagd. Op de tanden van de bladrand zitten vaak ongesteelde klieren en soms zitten op de hoofdnerf ook enkele klieren. De bladsteel en bladspil zijn meestal onbehaard, maar soms hebben ze enkele haartjes. Ze zijn vaak voorzien van kleine stekels en enkele klieren, maar soms zijn ze bezet met veel klieren. De meestal smalle steunblaadjes hebben aan de rand meestal beklierde wimpers.
De hondsroos bloeit in juni en juli met 3,5 tot 4,5 centimeter grote, meestal lichtroze of soms witte bloemen, die met 1 - 10 bij elkaar staan. De bloemsteel is 1 – 2 cm lang en meestal niet met klieren bezet. De kroonbladen zijn veel langer dan de kelkbladen. De kelkbladen zijn na de bloei teruggeslagen en vallen voordat de rozenbottel rijp is af. De stijlen staan vrij.
De rozenbottel is een vlezige bloembodem met daarin de nootjesachtige vruchten. De zaden kunnen zich zonder bevruchting ontwikkelen.
Bron: Wikipedia